Voor één keer mochten we de ellenlange rij aan Ijssalon St. Catherine in Nieuwpoort-Bad voorbijsteken. En sorry, ons schuldgevoel smolt meteen weg bij het proeven van hun vanille, vers voor onze neus gedraaid. Backstage vertellen derde generatie Laszlo Willaert (32) en schoonbroer Gregory Vannecke (35) ons over hun seizoenswerk: 24 smaken per dag, 7 op 7, van 15 juni tot 15 september, wat vader Patrick Willaert (62) bijna 40 jaar lang heeft gedaan. Waarom scheppen ze er zoveel plezier in?
Met het ijslepeltje ingegeven
“Dat het een familiezaak is, vind ik het mooist aan mijn job”, vertelt Laszlo fier. “Mijn opa richtte het op als authentiek kaaswinkeltje en mijn vader bouwde het uit tot een gerenommeerd ijssalon. Als 17-jarige gast wou ik er al aan de slag, maar van mijn ouders moest ik eerst ergens anders werken. Ik heb het welgeteld 8 uur volgehouden”, lacht hij. “Nu zijn we 15 jaar verder, zijn mijn ouders aan het uitbollen en nemen wij binnenkort de zaak over. Greg, de perfectionist van ons twee, schept uit en ik, ik ben het behendigst aan de machines. Zo zijn zijn ijstaarten prachtige tafereeltjes, terwijl er bij mij precies een lawine is gepasseerd”, grapt Laszlo. “Maar zo vullen we elkaar perfect aan. Het is onze legacy, die we in ere willen houden. Daarom vernieuwen we steeds, want stilstaan, is achteruitgaan.”
Sociaal leven vier maand in de vriezer
“Alle smaken samengeteld gaan we toch al richting de 37 soorten, met Domino (stracciatella) als persoonlijke én publieksfavoriet. Op topdagen staan onze machines niet stil en kunnen we meerdere jobstudenten gebruiken. 70% van onze omzet moeten we van het seizoen hebben, dus wanneer het een ganse week regent, begin je wel eens te stressen”, geeft Gregory toe. “In de winter hebben we dan wel een perfect gezinsleven, maar in de zomer staat ons sociaal leven op nul. Ik kan me mijn laatste editie Hoppefesten niet meer herinneren en elke avond thuiskomen wanneer je kinderen al slapen, dat doet zeer. En dan durft een toerist wel eens jammeren dat we om 23 uur al aan het opkramen zijn”, zuchten ze al lachend. “Maar dat nemen we er graag bij.”