We klopten aan bij de strandcabine van Nils Desaver (37) en Sare Conings (35), twee verankerde Oostduinkerkenaars. Hun duinzicht in Groenendijk mogen ze deze zomer eindelijk inruilen voor zeezicht in Duinpark, vlak naast hun vrienden én het Sycod. “Het voelt als thuiskomen”, klinkt het. Als makers van het lokale Zeevonk-bier weet dit koppel natuurlijk als geen ander hoe je van het strandleven geniet.
Geduld loont
Wat begon met een gehuurde cabine, groeide uit tot een eigen zomerschuilplaats. “Vorig jaar stonden we in Groenendijk en keken we pal op een duin. We dienden een aanvraag in voor een standplaats met zeezicht en na twee jaar wachten kregen we plots telefoon: er was een plekje vrij – naast onze vrienden dan nog wel.” Zelfs Sint-André kan dus niet langer tippen aan Duinpark. “Hier is het open, sfeervol en toch rustig. Rond ons zitten alleen locals, wat het extra plezant én laat maakt,” lacht Nils. “Het is echt een luxe, zeker met kinderen.”
Puur jeugdsentiment
Met beiden een job in de thuiszorg én een eigen biermerk is dit hun oplaadplek. “We zijn omringd door gezinnen, dus onze kinderen hebben altijd speelkameraadjes”, knipoogt Sare. Ook haar eigen jeugdherinneringen komen boven drijven. “Ik bracht uren door in de cabine van mijn ouders. Van strandbloemen maken tot zandkastelen bouwen – dit is puur jeugdsentiment. Op het strand kunnen kinderen echt kind zijn.” Deze mama doet dan ook niets liever dan toekijken hoe ze ravotten, met haar voeten in de lucht. “Hier kom ik tot rust na een drukke werkweek.”
Eenzelfde slot
Veel tijd om zelf te sleutelen aan hun cabine hebben Nils en Sare dan ook niet. “Ze werd gebouwd door een gepensioneerde schrijnwerker, die ook de cabines van onze vrienden maakte. We hebben zelfs allemaal hetzelfde slot – handig als je eens een stoel tekortkomt,” knipoogt Nils. De sleutel vergeten ze weleens, maar de frigobox gaat altijd mee. “Een board om te suppen ontbreekt nog, maar wat ik hier eigenlijk het allerliefste doe? Met ons tweeën naar de zonsondergang kijken. Die momenten zijn zeldzaam, dus koesteren we ze des te meer.